-
1 een verbond sluiten (met)
een verbond sluiten (met)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verbond sluiten (met)
-
2 een verbond sluiten/aangaan met
een verbond sluiten/aangaan metform/strike an alliance with, ally oneself to————————een verbond sluiten/aangaan metmake/enter into a treaty/pact withVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een verbond sluiten/aangaan met
-
3 sluiten
2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off4 [plaatsen zonder tussenruimte] close6 [beëindigen] close, conclude7 [verbieden] close8 [handel] [opmaken] close♦voorbeelden:het raam sluiten • shut/close the windowde winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shopvriendschap sluiten (met) • make friends (with)de rij sluiten • bring up the rear3 [goed geheel vormen] fit4 [afsluiten] lock up5 [ten einde lopen] close6 [als einduitkomst hebben] balance7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance♦voorbeelden:dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesdaydie redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)de begroting sluitend maken • balance the budgetIII 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉♦voorbeelden: -
4 verbond
-
5 alliance
alliance [aaljãs]〈v.〉1 alliantie ⇒ verdrag, verbond♦voorbeelden:f1) bondgenootschap, verbond2) combinatie3) huwelijk4) trouwring -
6 allier
allier [aaljee]♦voorbeelden: -
7 ally oneself with
-
8 ally
n. bondgenoot--------v. verbindenally1[ ælaj] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: allies〉1 bondgenoot ⇒ medestander, geallieerde♦voorbeelden:————————ally2[ əlaj] 〈werkwoord; allied〉♦voorbeelden: -
9 faire alliance avec
faire alliance avec -
10 league
n. (ver)bond, liga; bond, competitie (sport); klasse, niveau; meten van afstand--------v. verenigen, bond, liga; een verbond aangaan, (zich)verbindenleague1[ lie:g] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————league2〈 werkwoord〉1 (zich) verbinden/verenigen 〈in/tot een alliantie e.d.〉 ⇒ een verbond/liga/alliantie sluiten/aangaan♦voorbeelden:1 league together • zich aaneensluiten/alliëren -
11 covenant
n. verdrag, afspraak, kontrakt; bond, verbond--------v. schriftelijke verplichtingcovenant1[ kuvnənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 overeenkomst ⇒ convenant, beding————————covenant2〈 werkwoord〉1 een overeenkomst aangaan ⇒ een verdrag/verbond sluiten2 schriftelijk beloven ⇒ overeenkomen, zich verbinden tot -
12 verbinden
verbinden2 dicht-, toebinden ⇒ blinddoeken♦voorbeelden:1 zich verbinden ⇒ een verbond aangaan, sluiten -
13 alliance
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский